Kranig
Het was niet te versmaden vond zij. Het was
onterecht. Onrechtvaardig was het ook. Zij vond er een hoop van, maar niet het
juiste, zo achtte de statige meneer die tegenover haar zat.
“U kunt dit nu wel vinden,” zei de statige meneer
met een blik die ook niet te versmaden was, “maar daar heb ik totaal geen
boodschap aan. Begrijpt u?”
Nou, dat begreep de vrouw natuurlijk niet, en
schoof de stoel waarop zij zat met een ferme handbeweging onder haar vandaan.
De stoel viel om, en klapte met een behoorlijk kabaal op de linoleum vloer. De
statige man ging staan (de vrouw had deze positie al ingenomen) en keek de
vrouw indringend aan.
“Weet u wat u moet doen?” zei hij met vragende
stem, zonder ook maar enig antwoord te verwachten.
“Dat weet ik donders goed,” antwoordde de vrouw
tot grote verbazing van de statige man die met nog grotere verbazing gadesloeg
hoe zij volledig ontregelt de kamer uitliep. Zij smeet de deur hard achter zich
dicht, en ging vervolgens een behoorlijk potje janken.
Je houdt je natuurlijk goed tijdens een
functioneringsgesprek, en zo’n huiluitbarsting is begrijpelijk, want het gaat
je niet in de koude kleren zitten.
“Alles goed met u?” vroeg een vriendelijke
medewerkster van het wetenschappelijk instituut.
De jankende vrouw schudde het hoofd en daarmee
enkele van de vele tranen van haar wangen. De overige tranen veegde zij weg met
de mouwen van haar vestje.
“Het kan best een beetje een bullebak zijn,”
erkende de vriendelijke medewerkster. Zo gaan mijn functioneringsgesprekken ook
meestal. Maar trek het je niet teveel aan hoor; hij is het zo weer vergeten.”
Deze zin was nog niet uitgesproken of de deur
knalde open, en in de opening stond de bullebak, met een brede glimlach op het
gelaat. Hij wendde het gezicht tot de verdrietige vrouw die op haar hurken zat,
en keek haar vredelievend aan. “Kom, kom, recht uzelf. U hoeft uzelf niets te
verwijten. Dit kan iedereen overkomen. Wees flink mevrouwtje, het zal er nog
wel eens harder aan toegaan,” zei de bullebak, die niets aan statigheid had
ingeboet, “en nu weer aan het werk!”
De vrouw rechtte zichzelf, en droop af met de
schrik in het lijf. Zo ging het er hier dus aan toe. Ze was er voor gewaarschuwd
dat zoiets zou gebeuren, maar hopen doe je het niet. Nu had ze het dan ook zelf
meegemaakt, en inderdaad, wennen was het wel. Maar opluchten deed het ook. De
vrouw ging snel weer aan het werk, met hernieuwde inzet, en zelfs een
bescheiden glimlach op het gelaat. Ze had zich best kranig gehouden.
G. Zwets